Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En er was [15]geen brood in het ganse land; want de honger was zeer zwaar: zodat het land van Egypte en het land Kanaan [16]raasden vanwege dien honger. 15. Dat is, er was overgroot gebrek aan alle nooddruft. Dit groot gebrek was meest bij den gemenen man, omdat er geen brood te koop was. Van het woord brood, zie boven, hfdst.3 vs.19. 16. Verst, de inwoner des lands, die zo door den honger geperst waren, dat zij zeer moeilijk en als onzinnig werden, en nabij om tot beroerten uit te breken. Zie onder vs.18,19.